Warmtenetten in uitvoering

Welke verschillende typen warmtenetten zijn er? Welke aanpak kies je als gemeente of woningcorporatie? En hoe betrek je bewoners bij de transitie? Dergelijke vragen stonden centraal tijdens de sessie over warmtenetten.

Sabine Jansen van het Programma Aardgasvrije Wijken leidt deze sessie. Ze geeft een inleiding over de verschillende typen warmtenetten. Het verschil zit hem in de temperatuur, zo legt ze uit: midden-, lage- en zeer-lagetemperatuurnetten brengen water van respectievelijk 70, 50 en zo’n 15 graden naar de huizen. “Maar die temperaturen zeggen niets over de temperatuur van de bron”, zegt Jansen. “Die verschilt per bron, zoals restwarmte of geothermie.” Je kunt bijvoorbeeld een lagetemperatuurbron gebruiken en de temperatuur omhoog brengen met een collectieve warmtepomp. Jansen: “Daarin zijn allerlei keuzes te maken, afhankelijk van de situatie.”

Overzicht van modellen

Peter van Vugt van het Expertise Centrum Warmte adviseert gemeenten bij de warmtetransitie. “We zien de laatste jaren een lichte groei in het aantal aansluitingen op een warmtenet, maar dat zit nog voornamelijk in de nieuwbouw”, vertelt hij. “In de bestaande bouw is er nog maar weinig ervaring mee. Maar een uitbreiding in die richting komt eraan.”

Er is meer dan één aanpak mogelijk, aldus Van Vugt: wat laat je bijvoorbeeld door het warmtebedrijf doen, en wat doet de woningcorporatie? “Daar hebben wij verschillende modellen voor op een rij gezet, evenals verschillende manieren van aansluiting”, zegt hij. “Veel mensen onderschatten daarbij de kosten die nog in de huizen moeten worden gemaakt. Vaak zijn daar bouwkundige aanpassingen nodig.”

Grip en regie

Machiel Karels van de gemeente Deventer vertelt over inpassing van warmtenetten en de bijbehorende collectieve warmtepompen in bestaande wijken. Ongeveer de helft van 5.000 woningen in een Deventer jarenzestigwijk wordt aangesloten op een warmtenet, draaiend op warmte uit afvalwater. “Zeerlagetemperatuur wordt omgezet in middentemperatuur”, vertelt hij. “Daarbij zijn er minder technische aanpassingen nodig in de woningen, zoals vloerverwarming, en kun je de woningisolatie desnoods uitvoeren na de aansluiting, zodat het een niet afhankelijk is van het ander.”

De collectieve warmte-installatie voor 500 woningen is verdeeld over meerdere locaties, omdat gebruik gemaakt wordt van bestaande ruimten. In totaal is het ruimtebeslag al snel 250 vierkante meter, zegt Karels desgevraagd. En de gemeente is nu eigenaar van het net. “Dat heeft te maken met betaalbaarheid, maar ook met grip en regie”, vertelt hij. “We willen hier zelf ook kennis uit opdoen, omdat dit ook voordelen kan bieden voor andere wijken in Deventer.”

Maatwerk

Lydia Hameeteman van de gemeente Rotterdam presenteert de verschillende oplossingen voor warmtenetaansluitingen bij een project met 143 particulieren, 47 particuliere huurders en twee woningcorporaties. “Er zijn overeenkomsten gesloten tussen de gemeente en de eigenaren, onder wie ook VVE’s. Bewoners konden individueel kiezen of ze wel of niet wilden aansluiten op stadsverwarming en meebeslissen over de wenselijke aansluitmethode.”

Een deelnemer in het publiek vraagt hoe je zoiets kunt opschalen. “Het blijft maatwerk”, antwoordt Hameeteman, “want de realiteit is in elke woning anders. Iedereen verbouwt immers.”

Warmteleveranciers moeten daarom met alle bewoners individueel in gesprek. “Dat vinden ze weleens spannend”, zegt Hameeteman. “Zij zien wat vanuit technisch perspectief het beste is – maar dat is niet altijd voor de eigenaar het beste. Voor gesprekken met bewoners heb je dus ook andere competenties nodig. Daar moeten zij aan wennen.” In Rotterdam is daarom bij de uitvoering een omgevingsmanager actief die een schakel vormen tussen bewoners en leveranciers.

Cookie-instellingen