Voorbeeld groeimodellen uit de proeftuinen

Een van de mogelijkheden om wijken aardgasvrij te maken, is door aanleg en geleidelijke uitbreiding van een warmtenet. De zes mogelijke groeimodellen bieden handvatten. Lees hier de ervaringen, uitdagingen en overwegingen van proeftuinen.


Proeftuin Zilverkamp, Lingewaard

Gemeente Lingewaard wil woningen in proeftuin Zilverkamp gefaseerd aansluiten op een MT- HT-warmtenet. Ook wil ze wijkbronnen gaan ontwikkelen (zonthermie, aquathermie) met een aansluiting op het bestaande warmtenet van de tuinders als piek- en back-up voorziening. 


Over proeftuin Zilverkamp

De proeftuin Zilverkamp ligt in de gemeente Lingewaard. Zilverkamp is een jaren zeventig bloemkoolwijk met 2.700 woningen. Er is veel particulier bezit van grondgebonden woningen. Medebepalend voor de besluitvorming over warmtenetten in deze regio zijn de nabijheid van water (Waal, Nederrijn), een relatief hoog gasverbruik door een groot glastuinbouwgebied en steenfabrieken.

De proeftuin Zilverwaard is gericht op een MT-warmtenet, aan te sluiten op een bestaand warmtenet met warmtebronnen in het nabijgelegen tuinbouwgebied NEXTgarden

Status warmtenet en warmtebronnen

NEXTgarden heeft eigen collectieve voorzieningen: een warmtenet, een gietwaternet, een elektriciteitsnet en een CO2-net. Deze zijn 20 jaar geleden ontwikkeld en in eigendom en beheer van een tuinderscorporatie. Warmte-krachtkoppelingsinstallaties (WKK's) en aardgasketels wekken de warmte en elektriciteit op. Het warmtenet levert warmte aan de aangesloten glastuinbouwbedrijven; de warmtevraag is 450 duizend GJ per jaar.

De laatste jaren zijn duurzame energieprojecten ontwikkeld: een drijvend zonneveld op het gietwaterbassin, een groot zonneveld van 19 hectare op land en een groengasinstallatie die zo'n 8 miljoen kubieke meter groen gas produceert en levert aan het aardgasnetwerk.

Om in de toenemende vraag te voorzien is in 2021 een nieuwe biomassacentrale op basis van snoeihout in gebruik genomen (14,9 MW). Deze vervangt 80% van het aardgasverbruik van tuinders. De biomassacentrale levert warmte en een deel elektriciteit; ook de CO2 wordt ingezet in de kassen. Met de aanwezige overcapaciteit ligt er een basis om naar uitbreiding van de warmteafzet te kijken (zie afbeelding 1).

[Alt-tekst: Satelietbeeld van omgeving Zilverkamp, met aanduiding van de ligging van groengasproductie, zonnevelden en gasgestookte wkk's en aardgasketels.]
Afbeelding 1: Bestaande situatie van duurzame warmte

 

Toenemende warmtevraag

De vraag naar warmte gaat in de toekomst toenemen (zie afbeelding 2) voor aardgasvrij wonen. Ook wordt uitbreiding verwacht van glastuinbouwbedrijven. Daarnaast zijn veel tuinders bezig om over te schakelen op een duurzamere warmtebron. Veel banken lenen namelijk geen geld meer voor nieuwe kassen gebaseerd op aardgas.

[Alt-tekst: Satelietbeeld van omgeving Zilverkamp, met aanduiding van de ligging van toekomstige afnemers van meer warmte.]
Afbeelding 2: Afnemers van een toenemende vraag naar warmte.

 

Verder onderzoekt de gemeente Lingewaard:

  • MT/HT-temperatuuropslag waarmee je duurzame bronnen beter kunt benutten of ontwikkelen. Hiervoor is een diepteboring uitgevoerd.
  • Zonthermie op land (twee locaties), al dan niet gekoppeld aan een seizoensopslag.
  • Aquathermie als mogelijke optie voor de wijk Zilverkamp.
  • Ultradiepe geothermie (regioniveau); er wordt gezocht naar een locatie voor een proefboring, dat over 15 jaar een duurzamer alternatief biedt voor de snoeihoutcentrale.

Positie en rol gemeente  

De gemeente Lingewaard merkte dat een warmtenet er niet komt als zij geen initiatief neemt. Daarom heeft de gemeente verschillende rollen opgepakt.

  • Beleidsmaker: de gemeente ontwikkelt de kaders en strategie van de warmtetransitie, de transitievisie warmte, het wijkuitvoeringsplan en het beleidskader energietransitie.
  • Initiatiefnemer: van een proefboring HT-opslag, van de business case en planologie voor zonthermie op gemeentegrond en de businesscase aquathermie.
  • Exploitatie: gemeente Lingewaard is 50 procent deelnemer in Warmtenetwerk Lingewaard B.V.
  • Samenwerkingspartner: voor onder meer de marktpartijen (bronnen), tuinders, woningbouwcorporaties en bewoners van proeftuin Zilverkamp.

Gekozen groeimodel

De gemeente Lingewaard gaat gefaseerd werken omdat het niet mogelijk is om alle woningen in de wijk Zilverkamp (2.700) in een keer aan sluiten op het warmtenet. Lingewaard streeft naar een start als er 700 tot 1.000 woningen zijn waarvan redelijk zeker is dat die meedoen. Een plan is in voorbereiding om de animo voor aansluiting te gaan peilen. Als eerste benadert de gemeente de woningcorporatie (500 huurwoningen in beheer).

De onrendabele top wordt pas terugverdiend bij zo'n 2.000 woningen. De gemeente Lingewaard kiest daarom voor het groeimodel overdimensionering. De gemeente vindt de meerkosten van overdimensionering meevallen en in geen verhouding staan tot de kosten voor het later verzwaren.

Het doel is om wijkbronnen (zonthermie, aquathermie) te ontwikkelen, met als piek- en back-up voorziening een aantakking op het bestaande net van de tuinders. Hierdoor wordt optimaal gebruik gemaakt van bestaande installaties; ook scheelt dit de aanleg van relatief dure piek- en back-upvoorzieningen. Er is wel onzekerheid over de doorgroei naar minimaal 2.000 woningen (vollooprisico) over zowel het warmtenet als de wijkbronontwikkeling (zie Risico's en uitdagingen).

Hoewel de midden-hoge temperatuur op termijn bij een betere isolatie wellicht niet meer nodig is, heeft Lingewaard heel pragmatisch hier toch de keuze voor gemaakt, met het bestaande warmtenet als uitgangspunt. De gemeente acht een temperatuur lager dan 70°C niet realistisch: de buizen worden dan dermate groot dat het inpassen in de ondergrond heel gecompliceerd wordt. Ook moet de isolatie-opgave dan goed aansluiten bij de uitrol van het warmtenet (voor een lagere aanvoertemperatuur is een goede isolatie nodig).

Om de vraag en het aanbod van het warmtenet te verbinden, lopen er drie initiatieven:

  • De business case is rond voor een eerste stuk uitbreiding (circa 2 km) van het warmtenet; hierop zijn nieuwe en bestaande kavels van het glastuinbouwgebied en een stuk bedrijventerrein aan te sluiten. De aanbesteding loopt.

 

  • De gemeente onderzoekt uitbreiding van het warmtenet naar de hele wijk Zilverkamp met de proeftuin als deel hiervan.

 

  • Voor de langere termijn denkt Lingewaard aan verdere uitbreidingen binnen en buiten de gemeente. De warmtenetten van Arnhem en Nijmegen liggen niet ver weg en het is denkbaar om richting Elst/Overbetuwe te gaan.

Overweging andere groeimodellen

Gemeente Lingewaard heeft niet gekozen voor meerdere kleinere netten aangezien er al een hele investering ligt; het ligt het meest voor de hand om daarop uit te breiden. Maar ze sluit kleinere netten ook niet uit.

Het tuinderscollectief richt zich alleen op grootverbruik (niet op woningen). Het wenst niet te investeren in uitbreiding van het netwerk en wil als tuinderscollectief ook niet deelnemen aan een gezamenlijk warmtebedrijf.

Risico's en uitdagingen

Eén van de lastige punten is de onzekerheid over het aantal afnemers en daarmee het vollooprisico; evenals de onrendabele top bij de grondgebonden woningen. Het is onduidelijk wat particuliere eigenaren zullen doen. De investerende partijen (gemeenten en combinatie Firan en Provinciaal Fonds) maar ook warmteleveranciers, zullen een risico-afweging maken waarvan de gemeente de uitkomst niet durft te voorspellen. Ook voor de gemeenteraad wordt het best een ingewikkelde afweging. Bij een negatief besluit zullen de bestaande cv-ketels nog wel een tijd in gebruik blijven.

De gemeente Lingewaard probeert het risico rond beschikbaarheid van voldoende duurzame bronnen te verlichten door in te zetten op meerdere duurzame bronnen. Sommigen daarvan zullen wellicht niet haalbaar blijken.

Technische uitdagingen en vragen ziet de gemeente Lingewaard vooral:

  • in het goed regelen van twee eigenaren (tuinders en gemeente) op één net. Daarbij spelen kwesties als: wie is er voor welk onderdeel verantwoordelijk, wie levert de basislast, wat gebeurt er bij storingen. Maar ook uiteenlopende belangen: het primaire belang van de tuinders is garandering van hun eigen warmtevoorziening; dat van de gemeente is breder, waaronder aardgasvrije woningen, tariefbescherming voor afnemers, verduurzaming, groei.
  • bij de inpassing van aanvullende duurzame bronnen: eerst is afzet nodig om aanvullende duurzame bronnen in te kunnen zetten.
  • bij het te hanteren temperatuurregime (85 – 70 graden; nieuwbouw). Vragen zijn bijvoorbeeld: hoe realiseer je verschillende temperatuurniveaus op een net? En hoe ga je om met nieuwbouw waar je met de temperatuur nog lager wilt gaan?
  • bij de realisatie van een HT-opslag (grondwater, fasering, exploitatie): hoe kom je vanuit proefboring naar business case en exploitatie.
 

Proeftuin 't Ven-Lievendaal, Eindhoven

Eindhoven richt zich op uitbreiding van het huidige MT-net in 't Ven-Lievendaal. En afhankelijk van de bronontwikkelingen op verdere groei van het warmtenet richting naastgelegen buurten. Voor de rest van de stad overweegt Eindhoven vooral decentrale bronnetten op basis van een ZLT-warmtebron.


Over proeftuin 't Ven-Lievendaal

De proeftuin ’t Ven-Lievendaal bestaat uit twee buurten nabij het gemeentelijke warmtenet. Het betreft een MT-warmtenet (70 graden Celsius) met als warmtebron de biomassacentrale in Meerhoven op basis van snoeihout uit de regio.

In beide buurten samen staan zo'n vierduizend woningen. De eerste fase van de proeftuin gaat over 359 sociale huurwoningen (afbeelding 1). In fase twee wordt het MT-net uitgebreid met 450 woningen (400 sociale huurwoningen en 50 particuliere koopwoningen, afbeelding 2).

De wijk is gemêleerd: er staan koop- en huurwoningen, goed en slecht geïsoleerde woningen en er is sprake van sloop en nieuwbouw.

Afbeelding 1

 

Status mogelijkheden verduurzaming

In Eindhoven zijn nu twee MT-warmtenetten, aangesloten op twee biomassacentrales: in Strijp en Meerhoven. Deze biomassacentrales zijn zo’n 10 jaar geleden gebouwd door de gemeente Eindhoven en worden gestookt met snoeihout. Eigenaar van het warmtenet in Strijp is Ennatuurlijk. Het warmtenet vanuit Meerhoven – waarop proeftuin ’t Ven-Lievendaal wordt aangesloten – is deels in handen van de gemeente Eindhoven en deels van Ennatuurlijk. De gemeente beschouwt biomassa inmiddels als een transitiebrandstof; daarom maakt zij plannen voor het uitfaseren van de centrale in Meerhoven.

Er is op dit moment in Eindhoven een gebrek aan voldoende (en voldoende grote) duurzame MT-bronnen: alleen de bestaande biomassacentrale en aquathermie. Er lopen nog onderzoeken naar andere bronnen, zoals restwarmte van een datacenter en zonthermie.

Daarnaast vindt in Eindhoven een renovatie- en isolatieslag plaats door woningcorporaties.

Rol en positie gemeente

De gemeente Eindhoven wil integraal verantwoordelijk zijn voor de aanleg en exploitatie van de opwek, distributie en levering van duurzame warmte aan de afnemers. Eindhoven koos voor dit beleid om het publieke belang te borgen. Daar kleven echter financiële en politieke risico's aan (zie ‘Risico's en uitdagingen’ hieronder). Zowel de gemeente als de woningcorporaties zijn niet bereid het (volloop)risico [link naar subpagina ‘Mogelijke groeimodellen’] te dragen op onrendabele exploitatie door onvoldoende afnemers voor aansluiting op de hoofdwarmteleiding (de zogeheten backbone).

Gekozen groeimodel

Op basis van bovenstaande concludeert gemeente Eindhoven:

  • Het uitgangspunt is om maar een deel van de stad aan te sluiten op een warmtenet. De warmtevisie geeft aan welke deel logisch kan zijn.
  • Een groot MT-netwerk met een backbone door de hele stad niet realistisch.
  • De woningverbeteringen veranderen het perspectief op toepassing van een MT-netwerk; voor sterk geïsoleerde woningen volstaat een lagere temperatuur.

Eindhoven kiest daarom nu voor het groeimodel Overdimensioneren. Dat betekent: uitbreiding van het bestaande MT-net vanuit Meerhoven. En afhankelijk van de bronontwikkelingen richt Eindhoven zich op verdere groei van het warmtenet richting de naastgelegen buurten.

Op termijn overweegt de gemeente naast het MT-net, vooral meer decentrale bronnetten. Deze moeten dan gevoed worden door een ZLT-bron (15-20 graden); warmtepompen op buurtniveau waarderen de warmte verder op voor ruimteverwarming (50 graden). Boosterwarmtepompen zorgen voor warm tapwater. Zo ontstaat een flexibele netstructuur die geschikt is voor allerlei soorten warmtevraag, waardoor Eindhoven zowel bestaande bouw als nieuwbouw kan aansluiten op het warmtenet.

Aanpak uitvoering groeimodel

't Ven-Lievendaal heeft zo'n vierduizend woningen. De rijksbijdrage dekt ongeveer 500 woningen. Daarom is de gemeente Eindhoven gestart met de woningen waar nu commitment is voor realisatie van een basisinfrastructuur: in voorbereiding voor fase 1 is de aanleg van het warmtenet met 359 woningen (zie afbeelding 1). Tegelijk ontwikkelt Eindhoven voor fase 2 een aanbod voor de eerste vijftig particuliere woningen (zie afbeelding 2), namelijk om deze met een deel van de rijksbijdrage woonlastenneutraal op het warmtenet aan te sluiten.

Afbeelding 2

 

De business case is berekend op basis van 359 woningen: het minimumaantal dat nodig is om de investering in de backbone terug te verdienen en de exploitatie rond te krijgen. Uitgangspunt is een rendement van 6 procent. Pakt dit hoger uit, dan gaat de extra opbrengst als investering naar duurzamere bronnen, of vloeit deze via de warmtetarieven terug naar de bewoners. Medio februari 2022 wordt de uitkomst van de aanbesteding van het warmtenet van fase 1 bekend. Als blijkt dat de realisatie binnen budget blijft, start Eindhoven in Q1 direct met de aanleg; de eerste woningen kunnen dan in 2023 op het warmtenet worden aangesloten. In dat geval zal Eindhoven ook samen met de woningcorporaties starten met een campagne en aanbod richting bewoners die vallen onder het plangebied van fase 2. Het doel is om in fase 2 naar 450 extra woningen te gaan en daarna uit te bouwen naar 1.500 woningen in fase 3.

Het ontwerptraject tot en met fase 2 is in gang en gaat uit van een backbone en netontwerp voor totaal 2.500 woningen. Het net wordt dus niet op de volledige buurt gedimensioneerd.

Afbeelding 3

 

Overweging andere groeimodellen: cascadering

Eindhoven heeft onderzocht of cascadering met een bestaande warmte-koude-opslaginstallatie (WKO-installatie) mogelijk is. Dit optimaliseren van het warmtenet blijkt complex. De bestaande buurten 't Ven-Lievendaal zijn onvoldoende homogeen voor een efficiënte infrastructuur. En voor nieuwbouw is cascadering ook geen optie meer. De conclusie is dus dat optimalisatie van het warmtenet via cascadering, alleen kan als er voldoende duurzame warmte en opslag beschikbaar zijn, bijvoorbeeld met een WKO.

Bij de planvorming voor de uitbreiding van het warmtenet Meerhoven stond biomassa als brandstof niet ter discussie. De uitbreiding van de huidige biomassacentrale behoorde tot de mogelijkheden, om zo meer warmte te produceren en meer woningen aan te sluiten. Uitbreiding zou ook noodzakelijk zijn voor eventuele cascadering ten bate van nieuwbouw: er zou dan meer vermogen nodig zijn voor het opwaarderen van de retourtemperatuur, die in geval van cascadering lager is. Inmiddels beschouwt Eindhoven biomassa echter als transitiebrandstof; daarom is uitbreiding van de biomassacentrale geen optie meer en vervalt de mogelijkheid van cascadering voor nieuwbouw.  De beperkte MT-warmte die nog beschikbaar is, wordt benut voor de bestaande bouw.

Risico's en uitdagingen

Als belangrijkste uitdaging ziet gemeente Eindhoven dat zij een basis-infrastructuur, namelijk een nutsvoorziening van publiek belang, van de grond moet zien te krijgen via een commerciële constructie. Verder zijn de optimale randvoorwaarden van een warmtenet afhankelijk van de langetermijnstrategie voor 30 jaar, maar die is onzeker vanwege ontwikkelingen als de warmtevisie, Warmtewet 2.0 etc. Het gevolg is dat de lange termijn (klimaatdoelen en een backbone voor op termijn 4.000 woningen) langs de lat gaat van de korte termijn (rendement en terugverdientijden). Dit zorgt voor suboptimale oplossingen voor de techniek, de betaalbaarheid en de duurzaamheid. Zo vindt de financiering en dimensionering van de warmtenet backbone plaats op projectniveau en is die niet gericht op de lange termijn, mede door het beperkte beschikbare investeringsbudget en het beperkte risico dat de gemeente kan lopen als eigenaar van het warmtenet. En de onzekerheid over volloop (zijn er voldoende afnemers?) maakt gebiedsgericht ontwerpen voor lange termijn lastig. De lopende landelijke discussies en onzekerheden op juridisch, financieel en politiek niveau dragen hier ook aan bij.

Uitdagingen rond regie en organisatie

De gemeente doet investeringen in het kader van de Warmtewet zelf. Voor investeringen boven € 1 miljoen is instemming van de gemeenteraad een voorwaarde. Maar het landelijk sentiment waarbij aardgasvrij in twijfel wordt getrokken, zie je terug in lokale politiek. En woonlastenneutraliteit blijft voor de Raad belangrijk.

De uitwerking van het programma van eisen voor dimensionering van Eindhovens fase 2 verloopt suboptimaal. Adviserende en uitvoerende partijen stellen heel praktische vragen waar de gemeente nog geen antwoord op heeft.

Uitdagingen praktijk en business case

De ruimtelijk inpassing van een warmtenet in boven- en ondergrondse infrastructuur is een praktische uitdaging an sich. De openbare ruimte heef maar zeer weinig ruimte beschikbaar. Volgens Eindhoven past een warmtenet in de bestaande woningvoorraad soms niet meer en ontstaan conflicten met andere thema’s zoals groen, water en openbare ruimte.

Voor de gemeente Eindhoven is het lastig te bepalen hoe groot de capaciteit moet zijn c.q. op hoeveel energievraag de backbone gedimensioneerd moet worden. Op dit moment is immers niet duidelijk hoeveel woningen uiteindelijk in fase 1, 2 en 3 op het warmtenet aangesloten zullen worden.

Verder is groei van alternatieve bronnen noodzakelijk om de continuïteit van de warmtelevering te borgen en biomassa te kunnen uitfaseren. Een uitdaging is dat alternatieve bronnen nog beperkt beschikbaar zijn.

Complicerende factor hierbij is dat de strategie voor uitfasering van biomassa moeilijk te integreren is in de businesscase. Als Eindhoven restwarmte, thermische energie uit afvalwater (TEA) en uit drinkwaterleidingen (TED) wil gaan gebruiken, dan werpt dat namelijk ook vragen op: wat is voorfinanciering, welk deel ga je terugverdienen, hoe neem je dit mee in de aansluitbijdrage voor de huidige aansluitingen?

Op de korte en middellange termijn kan het rendement van de business case lager uitpakken als de SDE++-subsidieregeling op biomassa lager wordt of verdwijnt. Verder is er tijdens een eerste fase van het warmtenet meestal sprake van ondergebruik van de capaciteit. De leidingverliezen zijn dan volgens Eindhoven zo enorm dat het rendement inzakt.

 

Proeftuin Paddepoel Noord/Selwerd, Groningen

De gemeente Groningen koos voor de proeftuin Paddepoel Noord/Selwerd voor het groeimodel ‘overdimensionering’. Het doel is binnen 25 jaar uit de kosten van de aanleg van het warmtenet te zijn en enig (maatschappelijk) rendement te draaien.


Over proeftuin Paddepoel Noord/Selwerd

In 2019 gaf de gemeenteraad Groningen in de transitievisie warmte aan de wijken Paddepoel Noord en Selwerd aardgasvrij te willen maken. De proeftuin bestaat uit een klein gedeelte van beide wijken, die liggen in het noordwesten van de stad Groningen en zijn gebouwd in de jaren ’60 en ’70.

De proeftuingebieden betreffen vooral (particuliere) laagbouw; ook staan er rijwoningen (gespikkeld bezit) en portiek-etagewoningen in bezit van woningcorporaties. Beide wijken als geheel omvatten meer dan 7.000 woningequivalenten (weq) aan warmte. Ofwel 210.000 GJ (1 weq komt overeen met 1.000 m3 aardgas of 30 GJ). De proeftuin beslaat daarvan 500 weq (15.000 GJ warmte).

Status warmtenet en warmtebronnen

Al sinds 2017 werkt WarmteStad – 50% in eigendom van de gemeente en 50% van waterbedrijf Groningen – aan de aanleg van een warmtenet in deze noordelijke stadswijken. Dit warmtenet wordt tot 2022 gevoed door een combinatie van gasketels en een warmtekrachtkoppeling. In 2022 wordt het aardgas vervangen door een nieuwe warmtecentrale, gevoed door restwarmte uit twee datacentra. In 2023 komt daar zonthermie bij.

In het voorjaar van 2022 zijn vooral gebouwen van woningcorporaties met collectieve installaties aangesloten. De jaarlijkse groei is ongeveer 2.000 weq. Binnen het proeftuingebied zijn al verschillende gebouwen aangesloten; er wordt gewerkt aan een aantal pilots om particuliere woningbezitters te laten aansluiten. Nog in 2022 worden de eerste particuliere woningen aangesloten.

Doel is om voor 2030 naast de wijken Paddepoel en Selwerd, ook de wijken Vinkhuizen, Tuinwijk en Kostverloren aan te sluiten op het warmtenet, zoals beschreven in het Warmtetransitieplan 2022-2030 dat de gemeente in november 2021 vaststelde.

Gekozen groeimodel: overdimensionering

In samenwerking met WarmteStad koos de gemeente bewust voor overdimensionering en gefaseerde aansluiting. De proeftuin Paddepoel Noord/ Selwerd behelst 500 weq, maar het doel is om tot 2030 door te groeien naar 23.000 weq. Daarop is de dimensionering van de (nieuwe) warmtecentrale en het wijktransportnet gebaseerd: de buizen worden nu bewust ruimer gedimensioneerd aangelegd.

Ook met betrekking tot financiering koos de gemeente er bewust voor een voorschot te nemen op de toekomst. De kosten gaan voor de baten uit, vindt de gemeente. Binnen 25 jaar moeten de kosten uit het verleden afbetaald zijn en moet het warmtenet met enig (maatschappelijk) rendement draaien. De gemeente beperkt de risico's door in het begin meer woningen aan te sluiten. Afspraken met onder andere de woningcorporaties zijn hierbij erg belangrijk.

De afbeelding toont het gebied in Noordwest dat in 2030 geheel aardgasvrij moet zijn. Ook is de huidige opdracht zichtbaar van WarmteStad, net als de eerste projecten met particuliere woningeigenaren binnen de proeftuin.

Positie en rol gemeente

Er is (nog) geen wet- en regelgeving die aansluiting op het warmtenet verplicht. De gemeente probeert bewoners mee te krijgen door het gesprek aan te gaan en een goed aanbod neer te leggen. Energiecoöperatie Grunneger Power speelt hierbij een belangrijke rol.

Deze energiecoöperatie heeft samen met enkele wijkinitiatieven – onder meer Paddepoel Noord en Buurtwarmte Noordwest – het voornemen om een eigen collectief te organiseren. Er is overleg met  WarmteStad over wie welke rol kan innemen. De gemeente Groningen ondersteunt dit omdat zij vindt dat warmtenetten nutsvoorzieningen zijn; het moet niet uitmaken wie de warmteproducent of -leverancier is.

WarmteStad heeft met alle woningbouwcorporaties in dit gebied een samenwerkingsovereenkomst; daarin staat tegen welke voorwaarden en kosten woningen van woningcorporaties worden aangesloten. Uitgangspunt is dat het warmtetarief lager ligt dan het huidige aardgastarief. Vanuit haar rol als aandeelhouder in WarmteStad, gaat de gemeente uit van een maatschappelijk rendement en niet van een maximaal financieel rendement.

Risico's en uitdagingen

Het warmtenet is destijds gedimensioneerd op gebruik van warmte uit geothermie (boven 100 graden Celsius). Het is tot op heden echter niet duidelijk of geothermie zo vlak naast het Groninger aardgasveld zonder enig risico kan. Het warmtenet wordt nu gebruikt voor warmte van maximaal 90 graden Celsius in de winter en 70 graden Celsius in de overige seizoenen. Het warmtenet kan een hogere temperatuur aan, en heeft een dynamische warmtebalans; dit kan onder meer helpen bij de piekvraag. Bij koudere dagen kun je dan de nettemperatuur verhogen om de capaciteit te vergroten, bij warmere dagen kan de temperatuur terug naar 70 graden Celsius (de ondergrens voor tapwater). Door met de instelling te spelen, kun je warmteverliezen verkleinen en de inzet van piekketels te verkleinen. 

De backbone is gemaakt van staal en geschikt voor hoge temperatuur (meer dan 90 graden Celsius). In de wijken kan het distributienet van kunststof zijn, geschikt voor lagere temperaturen. Groningen is uitgegaan van een 'bloemkoolmodel' (wijk voor wijk ontwikkelen en aankoppelen), en niet van een ringnetstructuur. Als uiteindelijk alle bloemkooltjes aan elkaar worden gekoppeld ontstaat er toch een ringstructuur. 

Net zoals in de gemeente Lingewaard treft de gemeente ook voorbereidingen voor het gebruik van warmte uit zonthermie. Op een voormalig slibdepot – gelegen nabij Zernike, de locatie van de warmtecentrale – vindt de aanleg plaats van een 12 hectare groot zonthermisch veld. Ter plaatse van de warmtecentrale wordt naast een dag/nacht-opslag ook warmte in de ondergrond gebufferd. Dit systeem lijkt op het bekende WKO-systeem. Het gaat hierbij om een middentemperatuur van rond de 40 graden Celsius. Dit kan zowel (rest)warmte van de datacentra als zonthermische warmte zijn. 

Verder zijn er een aantal ideeën om het systeem nog robuuster te krijgen:

  • de realisatie van buffers naast de warmte-overdrachtstations, om bij te dragen in piekvraag (bijvoorbeeld ochtendpiek);
  • de realisatie van kleine buffers op wijkniveau; veel kleine buffers vormen samen een grote buffer en dat versterkt het systeem;
  • als coöperaties zelf warmte gaan maken, kunnen ook zij via de buffers de mogelijkheid bieden warmte terug te leveren aan het (open) warmtenet.

De toekomst moet leren of de gekozen aanpak een succes gaat worden. De opvatting van de gemeente Groningen is dat een proeftuin een experiment is, met de mogelijkheid dat dit niet meteen tot een succesvol, betaalbaar warmte-alternatief leidt. Het is nu eenmaal nog pionieren.

 
 
Cookie-instellingen